0
Skip to Content
HOME
Over
In werkelijkheid is niets ingewikkeld
HOME
Over
In werkelijkheid is niets ingewikkeld
HOME
Over
No Need for the Hotel Pool
Travel DWH . 1/29/19 Travel DWH . 1/29/19

No Need for the Hotel Pool

Read More

Deel van een archief

I

“Kijk, dit is onze eerste ontmoeting. Ze wil net binnengaan in het huis waar ze toen woonde. Zie hoe mooi haar koperbruine lokken vielen op haar schouders. Dat diep uitgesneden shirt. Haar feloranje tasje waarin ze haar portefeuille bewaarde. Ik was het kleingeld dat ze liet vallen op de vloer van de nachtwinkel. Ik was haar vingertoppen die de mijne raakte. Ik was haar glimlach die de lucht buiten in tweeën deelde. Een stuk voor alles wat eeuwig sliep, en een tweede voor datgene wat net was ontwaakt.

Weet je, er zijn veel mensen die niet geloven dat toevallige ontmoetingen kunnen leiden tot grootse gebeurtenissen. En er zijn nog meer mensen die zelfs nooit lijken te beseffen wanneer de mooiste kansen zich voordoen. Ik behoor tot geen van beide categorieën. Ik weet wanneer er iets is voorbestemd. Ik wist toen nog niet wie ze was, waar ze van droomde of wat ze nodig had. Ik was toen nog niet volledig voor haar gevallen. Dat was pas na dat telefoongesprek met haar beste vriendin. Toen ik die ene zin hoorde. Dat ze een hechtmiddel was voor halfdiepe wonden. En misschien was het ook de manier waarop ze het zei. De pauze die ze liet. Vlak voor ze dat laatste woord uitsprak.”

II

“Hier viert ze haar vijfentwintigste verjaardag. We zijn een dik jaar verder. Ze was uiteten met haar vriendinnen en besloot vervolgens te gaan dansen. Ik heb uiteraard nog een heel pak meer beelden en zelfs nog ander materiaal mocht je dat interesseren. Maar deze vind ik prachtig omdat je haar hier ziet zoals ze echt was. Of zoals ik haar herinner vlak voordat ze veranderde in iets waarrond ik nooit mijn armen heb kunnen leggen. Alles verandert ooit in zijn tegendeel.

Ze danste zichzelf die nacht urenlang door lichteffecten en diepe bassen. Ik was de lucht waarin ze haar gracieuze bewegingen maakte. Ik was de kleine zweetdruppel die zich een weg baande van haar rug naar de bovenkant van haar billen. Ik was haar huid en de lagen daaronder. Totdat hij op haar toestapte en een drankje aanbood. En alhoewel ik het al meermaals had gezien, bleef ik me erover verbazen dat zoiets ook effectief werkt. De tekening op zijn rechterarm legde de smaak van aluminium over mijn tanden. Zijn parfum maakte me onmiddellijk kotsmisselijk. En het gevoel om schedels in te slaan met een metalen staaf werd die nacht echt overweldigend. Ik duwde mijn scherpe duimnagel in mijn handpalm en genoot van de pijn. Was dat voelen dat zij voor mij de enige was? Neen, dat denk ik niet. Was dat beseffen hoe diep ik in liefde viel en hoe groot mijn angst was dat zij eruit zou vallen? Ik twijfel, maar het zou kunnen. Besloot ik die exacte minuut om mezelf helemaal over de rand te duwen en daarbij te grijpen naar haar hand? Ik denk het wel, ja.

III

“Dit is een paar dagen geleden. Ik heb sindsdien amper nog gedronken of gegeten. Het is niet geheel duidelijk maar dat zijn de contouren van haar gezicht. Vergeef me, ik ben niet de beste fotograaf. Ik heb andere talenten. Ik zoomde vooral in op de witte jurk die haar zo prachtig paste. Brokaat met geweven patronen. En ik heb wel tientallen foto’s van haar gelakte teennagels gehuld in handgemaakte leren sandalen met een blokhakje.

Toen het feest op haar laatste benen liep, verliet ik de zaal en begaf me naar de hoger gelegen hotelkamers. In de halfverlichte gangen vond ik blindelings hun bruidssuite en opende voorzichtig de deur. In het donker las ik één van de huwelijkskaarten die op salontafel lagen. ‘Geniet van jullie reis en elkaar! We kijken alvast uit naar het volgende feestje!’ Ik geloof niet in goede voornemens of voorzichtige pogingen tot een glorieuze thuiskomst. Mensen keren niet terug. Ze zijn er. Of ze zijn er niet.

In de slaapkamer toonde de buitenverlichting twee lichamen voor me op een bed met satijnen lakens. Buiten stopte traag een taxi en knarste het grind. Een borstkas ging langzaam omhoog en ik kokhalsde. Van de vloer raapte ik haar kousenband op en duwde hem in de achterzak van mijn broek. Want datgene wat haar zachte dijen raakt, behoort mij, en alleen mij, toe.

Ik was niet meer de man die op haar zou wachten. Met in één hand een bloem, en in de andere zijn hart. Ik zou niet degene worden wiens bericht ze op een verloren dinsdagmiddag zou beantwoorden met ‘Ik ook van jou’. Ik keek nog minstens tien minuten naar haar. Naar de manier waarop ze haar hand rondom zijn hand hield. En dan haalde ik één keer diep adem alvorens ik…

***

“Wil je me een plezier doen? Ik word hier nu toch voor altijd opgesloten en kom nooit meer vrij. Wees lief voor me, en leg deze foto’s neer bij haar graf.”